Literatuur
- Zutphen, A. van, Aardrijks- en geschiedkundige beschrijving der provincie Utrecht. Gorinchem (J. van der Wal), 1820 [209 blz. ISBN -] [reprint Alphen aan den Rijn (Repro-Holland), 1972], hierin "De stad Utrecht": blz. 59-108. Hierin: blz. 91 (bij de Domkerk: "In deze kerk liggen vele Bisschoppen begraven; ook de ingewanden van Keizer Koenraad de II en het lijk van Keizer Hendrik den V.")
- Klaveren Pz., G. van, De Dom van Utrecht. Utrecht (drukkerij Schotanus & Jens), 1926 [15 blz. ISBN -]. Hierin: blz. 15 ("Eenige kleine vierkante steentjes in den vloer van dit hoogkoor hebben eeuwenlang de plaats aangeduid waar de keizers Koenraad II (overleden 1939) en Hendrik V (overleden 1125) en ook bisschop Floris van Wevelichoven (overleden 1393) hun laatste rustplaats vonden." - dit is de relevante tekst volledig)
- Hazewinkel, H.C., "De keizersgraven in den Dom". In: Jaarboek Oud-Utrecht, 1929, blz. 25-. Hierin: blz. 25-26 (Foto's van de 'grafsteentjes' en beschrijving, waarbij van het tegeltje met een jaartal in arabische cijfers zowel een foto als een tekening gegeven wordt, maar geen verklaring.), 32 (Hazewinkel verwerpt de suggestie van de auteur van de Utrechtsche Volksalmanak van 1844 (aldaar blz. 51): "Het is echter de vraag, of die 'geleerde mannen' hun doel niet voorbijgestreefd hebben door de hieroglyphen, achter Konrad's epitaaph voorkomende, in die inscriptie te betrekken, en, zooals de ongenoemde schrijver van het artikel in de Volksalmanak boudweg doet, deze teekens te interpreteren als: 1039, Konrad's sterfjaar. Immers in de eerste plaats komt de figuur Λ uitsluitend voor als aanduiding van het cijfer 7 en kan het geheel met veel goeden wil slechts opgevat worden als 1079 en verder is het niet aan te nemen, dat in een met zoveel zorg en met zoo bekwame hand gebeiteld grafschrift, als onze steentjes toch vertoonen, het bijbehorende jaartal met dergelijke onbehouwen hanepooten zou zijn gekrast.").
- Kuile, E.H. ter, De Dom van Utrecht, deel in de serie 'Erasmus-Librye', nr 6. Maastricht (Leiter-Nypels), z.j. [1941] [69 blz. ISBN -]. Hierin: blz. 57 ("Van zuiver historisch belang zijn twee maal drie kleine steenen in den verhoogden vloer van de apsis, die blijkens de opschriften de ingewanden dekken van de beide keizers Koenraad II en Hendrik V, gestorven onderscheidelijk in 1039 en 1125" - dit is de relevante tekst volledig)
- Haslinghuis, E.J. & C.J.A.C. Peeters, De Dom van Utrecht. Deel in de serie 'De Nederlandse Monumenten van Geschiedenis en Kunst', deel 2: de provincie Utrecht, 1e stuk: de gemeente Utrecht, 2e aflevering. 's-Gravenhage (Staatsuitgeverij), 1965. [355 blz. (gepagineerd 145-500). ISBN -]. Hierin "Keizersgraven": blz. 370-374 (Hierin komen de auteurs niet tot een interpretatie van deze tegel, ze tonen deze ook niet op de foto's. Zij onderschrijven de lezing van Λ als het cijfer 7 en karakteriseren de serie tegels als 15e-eeuws)
- Vlierden, Marieke van, Utrecht, een hemel op aarde.Deel in de serie 'Clavis Kunsthistorische Monografieën', nr 6. Utrecht (Clavis), 1988. [94 blz. ISBN 906011.572.4]. Hierin, in de catalogus, "31. Tekening van de graftegels van keizer Koenraad II en keizer Hendrik V in het koor van de Domkerk te Utrecht": blz. 56 (anonieme tekening, Gemeentelijke Archiefdienst, inv.nr. T.A. Hf 75 (2)". Van de "15e-eeuwse tegels" wordt de jaartaltegel niet benoemd.).
- Cauteren John M.A. van, "De liturgische koordispositie van de romaanse Dom te Utrecht", in: Esmeijer, Ank C. e.a. (red.), Utrecht, kruispunt van de middeleeuwse kerk.
Voordrachten gehouden tijdens het congres ter gelegenheid van tien jaar Mediëvistiek Faculteit der Letteren Rijksuniversiteit te Utrecht, 25 tot en met 27 augustus 1988.
Deel in de serie 'Clavis Kunsthistorische Monografieën', nr 7. Utrecht (Clavis), 1988. [126 blz. ISBN 906011.573.2], blz. 63-84.
Hierin "De keizerstombe": blz. 78-80 (De oorspronkelijke plaats van de keizersgraven wordt besproken. De tombe
stond niet in het sanctuarium bij het hoogaltaar, niet in het hoogkoor, maar in het laagkoor, dat zich in de viering van de
romaanse Dom bevond. Daarom lag het graf niet in de weg bij de bouw van het gotische koor. "Pas bij de afbraak van het romaanse
transept, waarschijnlijk tussen 1460 en 1470, moest ook de tombe verdwijnen. De kistjes met de ingewanden werden echter bewaard en
overgebracht naar het nieuwe koor waar zij opnieuw ter aarde werden besteld. [...] Boven de graven bracht men geen nieuwe tombe
meer aan. [...] In plaats daarvan werden in de koorvloer een aantal stenen aangebracht." Volgt de beschrijving van de tegels, met
de anonieme tekening ervan uit het archief. De jaartaltegel wordt hierbij niet genoemd. "Deze stenen werden tot nu toe op grond van
de vorm van de inscripties gedateerd in de 15e eeuw 118. Men kon echter niet goed verklaren waarom deze stenen pas
zo laat werden aangebracht terwijl het koor zelf reeds rond 1350 zo ver voltooid was dat het gebruikt kon worden. De hierboven
geschilderde gang van zaken verklaart dit fenomeen en geeft de mogelijkheid de stenen nauwkeuriger te dateren:
namelijk rond 1460-1470".
In 1720 werd de vloer van het koor geheel vernieuwd en bij de herlegging van de oude vloerstenen in het hoogkoor raakten de
grafsteentjes verspreid over het hele koor. "De oudheidkundige E. van Engelen werd erbij gehaald en kreeg de opdracht de
stenen bij elkaar te zoeken en op volgorde te leggen 119." Muller interpreteerde dit bericht zo dat Van Engelen de
stenen op hun 15e-eeuwse plaats moest leggen. "Dat moet echter worden weersproken: Van Engelen legde de stenen wel op volgorde,
echter niet op de oorspronkelijke plaats in het laagkoor, maar in het hoogkoor, waar zij nu nog steeds liggen."
Noten: "118. Haslinghuis & Peeters 1965 (noot 1), p. 374.", "119. Hazewinkel 1929 (noot 110), p. 31-32. Als bron noemt
Hazewinkel een aantekening in de marge bij A. Schoemaker, Beschrijving der stad Utrecht soo der geestelijke als wereldlijke
gebouwen, dl. 1, Koninklijke Bibliotheek 's-Gravenhage, Hs 78 D 231, p. 335-339")
Zie verder volgende pagina.